-
1 crock
n. potten; wrakstuk; dood paard--------v. vuil maken; kapot maken[ krok]1 aardewerk(en) pot/kan/kruik♦voorbeelden:¶ 〈Amerikaans-Engels; vulgair〉 a crock of shit • leugens, flauwe kul; leugenaar, opschepper -
2 débris
débris [deebrie]〈m., meestal meervoud〉1 (brok)stukken ⇒ scherven, wrakstukken, puin♦voorbeelden:1 débris de bois • houtsplinters, motdébris de métal • stukken schrootréunir les débris de sa fortune • wat er over is van zijn fortuin bij elkaar schrapenm pl1) brokstukken, wrakstukken2) overblijfselen, puin -
3 un vieux débris
un vieux débris -
4 wreck
n. ruïne; vernieling; afbraak, verval; oud roest; wrak; gezonken schip; overblijfsels van een gezonken schip--------v. vernielen; ruïneren; versplinteren (van hoop); vernietigd worden; gezonken worden (schip)wreck1[ rek]♦voorbeelden:————————wreck2〈 werkwoord〉1 〈 voornamelijk passief〉 schipbreuk doen lijden ⇒ doen stranden, aan de grond doen lopen; 〈 figuurlijk〉 doen mislukken 〈plan e.d.〉2 ruïneren ⇒ verwoesten, te gronde richten♦voorbeelden:1 the ship was wrecked on the rocks • het schip liep/verging op de rotsenwe were wrecked off Flushing • we leden ter hoogte van Vlissingen schipbreuk
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский